Een ongemakkelijke spanning in scholen

Open Mind (continued)

De studenten en docenten in het Maagdenhuis verwijten het universiteitsbestuur dat het te ver is afgedreven van het hart van de universiteit. De mate waarin de universiteit geleid wordt als een bedrijf is doorgeschoten en teveel gedreven door rendementsdenken. Bestuurders hebben zich vervreemd van de academische praktijk en van de cultuur die de academische praktijk zou moeten ondersteunen. De studenten en docenten zijn vasthoudend, handelen weloverwogen en lijken een goede antenne te hebben voor wat er in de samenleving leeft. Deze universiteit is niet de enige plek waar spanning bestaat tussen bestuur en beroepspraktijk. De spanning is herkenbaar in veel scholen!

Neen, niet iedereen reageert positief op de actie. In de dagbladen las ik allerlei artikelen waarin bijvoorbeeld gewezen werd op het onvermogen van studenten om te besturen. Anderen vonden het uiteindelijk toch uitingen van verwend gedrag. Gelukkig laten de bezetters zich niet uit het veld slaan. Wellicht voelen zij zich gesteund door het veel breder gevoelde onbehagen in de samenleving waarin het strikt bedrijfsmatig kijken naar instellingen met een maatschappelijke functie (zorg, welzijn, onderwijs,…) een zichtbaar tekort vertoont omdat deze benadering niet aansluit bij de dynamiek van de beroepsuitoefening die in deze instellingen aan de orde is.

Twee werelden

Er lijkt in toenemende mate sprake van twee werelden of beter: van twee groepen bewoners die eenzelfde huis bewonen maar die elkaars taal verleerd zijn. En zo ontstaan er spanningen – binnenshuis dus, tussen (kortheidshalve) professionals enerzijds en (even kortheidshalve) de bestuurlijke kolom (bestuur en management) anderzijds. Ik gebruik beide aanduidingen (bestuurders en professionals) in het vervolg van dit verhaal als globale categorieen in de erkenning dat de nuances bewust zijn weggelaten.
Twee culturen dus, de bestuurscultuur en de professionele cultuur met elk een eigen idioom, een eigen terminologie en eigen redeneerpatronen met achterliggende belangen, om betekenis te geven aan de zaken waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen. Twee taalregisters met in elk daarvan woorden die naar elkaar verwijzen, die binnen het register samenhang vertonen maar die zich moeilijk laten verbinden met het taalregister van de andere cultuur. Anders gezegd: het schuurt tussen die twee.

Asymmetrie

Om het nog wat ingewikkelder te maken: tussen de bestuurscultuur en die van de professionals is een verhouding ontstaan die aangeduid kan worden als asymmetrisch. Bestuurders en managers zijn in de eerste plaats leidinggevend en daarmee beoordelend en pas in de tweede plaats faciliterend. Organogrammen maken dit feilloos inzichtelijk. We hebben het afgeleerd om omgekeerd te denken en managers te zien als hulptroepen van de professionals. Geen ongezonde oefening om eens zo te denken trouwens.

De inmiddels ingebakken asymmetrie is weinig bevorderlijk voor een prettig harmonieuze afstemming tussen de dynamiek waaraan bestuur en management beantwoordt, en de dynamiek in de professionele beroepsuitoefening. En juist omdat de bestuurlijke kolom tekent voor de verantwoording richting subsidieverstrekkers (zoals gemeenten, ministerie, publieke organisaties) wordt de druk op de professionals om zich te richten naar de wensen/eisen van het management, vergroot.

Politieke wensen

Daar komt nog iets bij. De bestuurlijke kolom vormt de verbinding tussen binnenwereld en buitenwereld en onderhandelt met de buitenwereld over de condities van de geldverschaffing. Deze condities worden gewoonlijk niet geformuleerd in het taalregister van de professionals maar in het taalregister van de bestuurlijke kolom. Vanuit het perspectief van de professionals identificeert de bestuurlijke kolom zich, alleen al door de taal, met de subsidieverstrekkers.

De subsidieverstrekkers voeren met elkaar en met de bestuurders allerlei debatten over wat wenselijk is, kortheidshalve aangeduid als ‘het wat’. Denk aan examenprogramma’s, kerndoelen, politieke prioriteiten. Dit ’wat’ gaat via de bestuurlijke kolom als resultaat van bijvoorbeeld sectorakkoorden, projectsubsidies en zo meer, in de richting van de professionele kolom die dit aangedragen krijgt als een te bereiken resultaat waarvan zij zelf mogen bepalen ‘hoe’ ze dat willen realiseren. Dit is de denkbeweging die we kennen uit het rapport van de Commissie Dijsselbloem die daarmee een, naar verwacht werd, verlossend onderscheid introduceerde tussen ‘het wat’ en ‘het hoe’. Gelukkig is dit onderscheid inmiddels op zijn retour en wordt steeds vaker bepleit dat professionals niet alleen als meesters/masters dienen te worden beschouwd in ‘het hoe’ maar wel degelijk ook een stem dienen te hebben in de bepaling van ‘het wat’, en (heel graag) ook in het (vaak bewust buiten beschouwing geplaatste) ‘waarom’ en ‘waartoe’.

Overigens, soms lijkt het er op dat die professionals inmiddels ook vervreemd zijn geraakt van zichzelf. Dat merk je op momenten dat ze aan de bestuurlijke kolom gaan vragen om formatjes en protocollen – alsof niet zijzelf degenen zijn die zich over de wenselijkheid daarvan en de inhoud dienen uit te spreken.

Vertrekpunt

Een in mijn ogen interessant verschil tussen de bestuurlijke kolom en de professionele kolom is dat de bestuurlijke kolom altijd gericht is op het algemene (het meervoud) terwijl de professional altijd vertrekt vanuit het bijzondere, het individuele – toegespitst op onderwijs: de altijd weer unieke pedagogische relatie tussen leraar en leerling. Terwijl voor de bestuurder/manager het belang van de individuele leerling de uitzondering op de regel is, is voor de professional het meervoud een even onvermijdelijke als ongewenste reductie, want altijd wel een reductie.

Onderwijsfilosoof Gert Biesta wijst op nog een ander, direct hieraan gerelateerd verschil: bestuur/management heeft als oogmerk controle en risicobeheersing terwijl in de kern van het onderwijs: de pedagogische relatie, juist sprake is van het nemen van risico’s. Opvoeding, vorming, onderwijs gaan naar hun aard vergezeld van ongebaande wegen, van experiment, van steeds nieuwe en onzekere wendingen, kortom van risico’s.

Elkaar begrijpen

Twee werelden dus, twee taalregisters, twee culturen. Hoe kunnen die twee elkaar ontmoeten en binnen eenzelfde huis in vrede leven? Ik geef een paar voorwaarden.

Allereerst lijkt het verstandig dat beide ‘partijen’ inzien dat er sprake is van twee culturen met elk een eigen taalregister die beiden een legitiem beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid. De bestuurlijke kolom is verantwoording verschuldigd aan de subsidieverstrekker die bepaalde eisen stelt, de professional is evenzeer verantwoording verschuldigd, dan vooral voor de wijze waarop professionele standaarden worden toegepast in concrete beslissingen.

Vervolgens is het goed als elk der beide ‘partijen’ de behoefte van de andere partij erkent. Immers, beide partijen zijn ingesponnen in een cultuur met een eigen dynamiek en eigen informatiebehoeften. Terecht wijzen de filosofen Jan Hoogland en Maarten Verkerk in hun Prediker voor managers hier op.

Tot slot, natuurlijk is het goed als beide partijen in eigen huis het gesprek aangaan over de verschillen in perceptie. Gelukkig is er de laatste tijd steeds meer aandacht voor deze spanning en is het mogelijk geworden deze zo te benoemen dat er een dialoog kan ontstaan in plaats van een conflict.

Mooie voorbeelden

Ik geef in het onderstaande voorbeelden van hernieuwde belangstelling voor het verbinden van vorm en inhoud, voor meer oog voor de kern van de onderwijskundige professionaliteit en de rol daarvan in de wijze waarop scholen zich organiseren.
Ik noemde hiervoor al Gert Biesta die vooral in het buitenland actief is. Onlangs verscheen een vertaling van recent werk van hem onder de titel Het prachtige risico van onderwijs. Biesta zet de discussie over onze onderwijsinrichting op scherp door goed door te vragen naar de essentie van onderwijs – eigenlijk door door te vragen op al die zaken waar politici en beleidsmakers, waar bepalers van de onderwijsagenda last van hebben en die ze daarom graag buiten beschouwing laten. Over dit boek interessante besprekingen van Hartger Wassink en Simon Verwer.
Er zijn onlangs een paar lectoraten gestart waarin de normativiteit van de professional aan de orde komt. Met andere woorden, waarin aangegeven wordt dat de professional er niet alleen voor ‘het hoe’ is maar wel degelijk ook een rol van betekenis dient te hebben in de bepaling van ‘het wat’. Ik noem hier de lectorale rede van Ellen Klatter (toegespitst op het MBO) en die van Albert Weishaupt (met aandacht voor het voortgezet onderwijs). Een zelfde lijn is aanwezig in een column van HAN-voorzitter Kees Boele die wijst op het belang van de ‘wijze’ docent in de opleiding van studenten MBO en HBO.
Iemand die altijd scherp is als het gaat om de invloed van de politiek op het onderwijs is de bestuurskundige Paul Frissen. Altijd goed voor een paar frisse eye openers. Zie zijn lezing over ‘de lessen van Dijsselbloem’ bij Verus, vorig najaar.

Genoeg om over na te denken, toch?

Over deze column

Onder de noemer Open Mind (continued) publiceert Harm Klifman met grote regelmaat columns. Deze column (nr. 94) verscheen eerder op www.harmklifman.nl.

Foto: Flickr CC / Guido van Nispen

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.