Ontwikkelen met oog voor mogelijkheden én onmogelijkheden

De psychologie van de school – College van Awee Prins en Marinka Kuijpers

Ontwikkelen met oog voor mogelijkheden en onmogelijkheden

‘Eruit halen wat erin zit’: het is de – doorgaans onbetwiste – schone én belangrijke taak voor iedereen die in het onderwijs werkt. We willen dat kinderen al hun kwaliteiten optimaal ontwikkelen en benutten, we willen dat ze de hoogst haalbare resultaten boeken, we willen dat ze de grootst mogelijke bijdrage aan de samenleving gaan leveren. Onze doelen zijn ambitieus. Maar zijn ze ook haalbaar en wenselijk? En hoe dan? In het derde college in de reeks ‘De psychologie van de school’ deelden filosoof Awee Prins en loopbaanontwikkelingsexpert Marinka Kuijpers hun – bij tijd en wijle ontnuchterende – perspectief op deze belangrijke vraag.

Perfectie nastreven in het opvoeden van kinderen is zinloos, meent Awee Prins. Hij verwijst naar Freud, die opvoeden beschouwde als een van de drie onmogelijke beroepen (naast regeren en genezen). “Doet u maar uw best, het gaat toch mis”, zei Freud ooit eens tegen een bezorgde moeder die hem advies kwam vragen. Prins roept op tot een oefening in gelatenheid. We moeten ons krampachtige streven om de wereld te reduceren tot problemen en oplossingen proberen los te laten.

Meten is de wereld vergeten

We leren onze kinderen, wat Prins noemt, ‘koud denken’. Iemand die koud denkt reduceert de wereld tot louter het meetbare. “Maar meten”, zegt hij, “is de wereld vergeten.” Het is het eerste adagium dat Prins ons, zijn publiek, graag wil meegeven. Laatst was Prins moderator op een congres over liefde en verliefdheid. Daar werden MRI-beelden getoond van verliefde mensen. “Het was een fantastisch gezicht, al die kleuren!” Prins vroeg de spreker vervolgens hoe de MRI-beelden eruit zouden zien van de hersenen van mensen die mogelijk een licht verveelde maar wel levenslange toegewijde liefde voor elkaar voelen. De spreker, een psycholoog, zei toen: “Dan zie je niets.” “In MRI-termen is houden van een vorm van hersendood”, voegt Prins toe. Het voorbeeld illustreert zijn betoog dat er met de focus op louter het meetbare veel verloren gaat.

Loskloppend denken

Descartes’ grootste ideaal was dat wij alleen maar heldere en discrete gedachten zouden hebben. Discreet in de zin van ‘gescheiden’. Maar de wereld is niet discreet, meent Prins. Het is belangrijk dat we meerdere perspectieven onderscheiden. A en niet-A kunnen tegelijkertijd waar zijn. Hij verwijst naar Nietzsche, die in een en dezelfde publicatie twee op het oog tegenstrijdige uitspraken over de mens opschreef: ‘de mens is het zwakste dier’ en ‘de mens is het sterkste dier’. Met een groep kinderen bedacht Prins hoe beide stellingen waar kunnen zijn. Mensen zijn het zwakste dier, want ze hebben geen klauwen, ze hebben geen vacht en kunnen niet vliegen. Mensen zijn het sterkste dier, want als enige wezen kunnen zij overal overleven. “Dat bedenken die kinderen. Ze snappen dat zowel ‘A’ als ‘niet A’ waar kunnen zijn. Ze kunnen meerdere perspectieven tegelijk erkennen. Waar ik naartoe wil in het onderwijs is dat ‘alle stemmen gelden’. Loskloppend denken noem ik dat.” Dat is niet hetzelfde als kritisch denken, analytisch denken of relativisme. “Denk aan een hond die uit het water komt. Hij schudt zijn kop. Wij zouden op onze beurt wat leniger moeten worden in ons hoofd. Dat is wat loskloppend denken doet. Het doet je beseffen wat de betekenis is van ‘inter esse’: zijn te midden van de zijnden. Leven in veelvoud.”

Broos denken

De tweede boodschap die Prins ons wil meegeven is dat we vaker broos moeten denken. Kinderen kunnen dat nog, zegt hij. “Volwassenen moeten hun starre denken hier en daar loskloppen. We moeten beseffen dat niet alleen ‘meten is weten’ geldt .” Prins roept op om meer topisch te zijn in plaats van utopisch. “We moeten minder vaak denken dat het elders beter is. Als je meer topisch denkt, heb je ook meer aandacht voor de broosheid van het bestaan. Niets menselijks is vreemd.” Het is de kern van Prins’ fragility approach.

Fragility versus capability approach

Naast de fragility approach– niet tegenover! – staat, wat Prins noemt, de capability approach, die dominant is in onze huidige samenleving. Bij de capability approachhoort dat je mensen aanspreekt op wat ze kunnen en hen helpt om hun capaciteiten te ontwikkelen en versterken.” De capability approach is gebouwd op de gedachte dat iets altijd beter kan en dat je de regie kunt nemen over je leven, op realiteitszin en mogelijkheidszin. “Maar er is ook zoiets als onmogelijkheid”, waarschuwt Prins. “Ik denk dat we dat veel meer moeten zien. Mensen kunnen ook vastzitten. Kinderen kunnen ook gewoon iets nietkunnen.” Hij roept op de onmogelijkheden ook te onderkennen en te erkennen. “Maar dat doen we niet, want we leven in een mooiweersamenleving. Het kan echter niet waar zijn dat het altijd maar goed met ons gaat. We hebben allemaal dingen die we gewoon nietkunnen.” Daar mag je ook plezier in scheppen, meent Prins. “Dan ontstaat er ruimte voor hartelijkheid. Niet de hartelijkheid in solidariteit. De werkelijke hartelijkheid is dat we de broosheid van onszelf en anderen onderkennen en elkaar daarin erkennen.”

Het accent verleggen

Eruit halen wat erin zit: als titel van dit derde college lijkt het na het verhaal van Prins misschien niet zo gelukkig gekozen. Maar integendeel, benadrukt Prins, hij vindt de titel uitstekend. “Maar het gaat daarbij niet alleen over de capaciteiten en kwaliteiten die de kinderen hebben – met toegewijde zorg kun je die naar boven halen. Het gaat óók over de broosheden. Die moeten we bij kinderen ook naar boven halen. Dat kunnen we als we beseffen dat wij ook zelf rare onmogelijkheden en krankzinnigheden hebben. Als we het accent bij ‘eruit halen wat erin zit’ iets verleggen van de capaciteiten naar de broosheden, dan maken wij onze kinderen en onszelf misschien een stuk gelukkiger.”

Geluk

Geluk is ook precies wat Marinka Kuijpers, expert op het gebied van loopbaanontwikkeling, voor ogen heeft. “Loopbaanontwikkeling is voor mij: een plek vinden waar je gelukkig kunt zijn, waar je ertoe doet voor anderen en waar anderen ertoe doen voor jou.” Op het pad naar dat geluk legt Kuijpers in het tweede deel van het college echter andere accenten. Waar Prins de mogelijkheid om regie te nemen over je leven in twijfel trekt, heeft eigen regie bij Kuijpers een nadrukkelijke rol. Het is de essentie van loopbaansturing: handvatten bieden om zelf keuzes te kunnen maken. Heel belangrijk, vindt Kuijpers dat. Natuurlijk, die regie is niet onbegrensd. “Je achtergrond is sterk van invloed op wat je kunt bereiken en wat je mogelijkheden zijn. Maar veel mensen gebruiken maar een klein deel van de mogelijkheden die ze wél hebben.”

Keuzes maken

Regie nemen betekent eigen keuzes maken. Dat is niet gemakkelijk. Nog heel vaak wordt kiezen gezien als een rationeel en incidenteel proces. Maar de literatuur laat ons wat anders zien. Om goede keuzes te maken moet er aan vier voorwaarden voldaan zijn, legt Kuijpers uit. Je moet alle keuzemogelijkheden kennen, je moet de consequenties van de verschillende keuzes kunnen overzien, je moet in staat zijn om de voor- en nadelen af te wegen en je moet het doel helder voor ogen hebben. “Het is lastig om goede rationele keuzes te maken.”
“Keuzes maken doe je niet alleen op basis van testen en informatie. Je moet er gevoel bij hebben”, meent Kuijpers. Daar komt nog bij dat het voor jongeren lastig is om de consequenties van hun keuzes te overzien. Al is het alleen maar vanwege de simpele reden dat hun prefrontale cortex nog niet is volgroeid. “‘Wat wil je worden?’ is hoe dan ook een moeilijke vraag. En toch is dat de vraag die wij zo veel jongeren stellen.”

Twee denksystemen

De Israelische psycholoog Daniel Kahneman onderscheidde twee denksystemen, die kunnen helpen begrijpen hoe jongeren kiezen. Systeem 1 is snel en gebaseerd op voorkeuren en ervaringen. Dit systeem zorgt ervoor dat je de hele dag beslissingen neemt. Het is heel nuttig, maar niet helemaal betrouwbaar.
In het tweede systeem van Kahneman speelt de prefrontale cortex een belangrijke rol. Denken in dit systeem kost moeite. Het is nodig voor reflectie en zelfsturing. Het is belangrijk om jezelf te leren kennen en stappen te zetten. “Bij het maken van keuzes zijn beiden systemen van belang.”

Stappen zetten

Bij het kiezen kunnen jongeren gebruikmaken van hun zelfbeeld, hun beeld van werk of opleidingen, hun prestatiebewijzen (portfolio, cv) en hun netwerk. Als je een beeld hebt van jezelf en de mogelijkheden op het gebied van opleidingen en werk, kun je stappen gaan zetten. “Loopbaansturing is belangrijk om echt succes te hebben in je loopbaan. Binnen de mogelijkheden die je hebt, ga je zelf stappen zetten. Zelf. Want als je wilt dat iemand zich ontwikkelt, dan moet je iemand zelf iets laten doen. Daarbij past ook: risico’s nemen. Loopbaansturing is dus vaak ook: dingen doen die niet lukken.” Kuijpers verwijst naar de broosheid van Awee Prins, die opriep om ook de onmogelijkheden te exploreren. Die onmogelijkheden hebben we immers allemaal. “Als iets niet lukt, is dat helemaal niet erg.”

Over de sprekers

Awee Prins is filosoof aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij schreef onder andere het boek Uit verveling over de tijdelijkheid der dingen en de herwaardering van het alledaagse.
Marinka Kuijpers is bijzonder hoogleraar ‘Leeromgeving en Leerloopbanen’ aan de Open Universiteit en directeur van de Loopbaangroep. Ze doet onderzoek naar loopbaanontwikkeling en -begeleiding van leerlingen in het vmbo, mbo en hbo. De vraag die daarin centraal staat is waarom het zo moeilijk is om keuzes te maken over je toekomst.

Over de Collegereeks De psychologie van de school

Het college van Awee Prins en Marinka Kuijpers was het derde in een reeks van vier colleges over de psychologie van de school.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.