De salarissen van leraren in het basisonderwijs houden de gemoederen de afgelopen maanden flink bezig. In het regeerakkoord worden substantiële bedragen uitgetrokken voor het verbeteren daarvan. Maar de leraren – en anderen – vinden het lang niet genoeg. Hoe komen we eruit? Laat in elk geval de actuele realiteit leidend zijn. Het goed beschrijven en waarderen van de leraarsfunctie anno 2018 is essentieel.
Afgelopen november publiceerde het Algemeen Dagblad een artikel met de nogal confronterende kop: ‘Scholen en bonden zijn zelf verantwoordelijk voor laag salaris leraar’. “De belangen van leraren zijn jarenlang verkwanseld”, was in de lead te lezen. Het artikel was gebaseerd op een vertrouwelijk rapport uit juli 2017 van adviseur Hans Overduin, die door het ministerie van OCW gevraagd was om het salarisverschil te onderzoeken van leraren in het basis- en voortgezet onderwijs. Volgens Overduin zijn die salarisverschillen vooral te wijten aan de verouderde functiebeschrijving en het verouderde functiewaarderingssysteem van leraren basisonderwijs.
Even terug in de tijd. Toen in 2006 de sector primair onderwijs zelf verantwoordelijk werd voor de bepaling van de secundaire arbeidsvoorwaarden in de sector*, werd tevens de normfunctie van leraar basisonderwijs La beschreven. In 2008 kwam daar, met de invoering van de functiemix, de normfunctie van leraar Lb bij. Bij de onderhandelingen over het Convenant Leerkracht van Nederland (1-7-2008) werd afgesproken dat 40 procent van de leraren in het basisonderwijs zou kunnen doorgroeien naar de Lb-schaal. De gezamenlijke Nederlandse schoolbesturen zijn nu, anno 2017, blijven steken op 26 procent. Destijds was de verwachting dat hiermee slechts een eerste stap was gezet. Uiteindelijk zouden alle leraren in het basisonderwijs een Lb-functie hebben. Maar dat liep anders. Pas in 2017, bij de vaststelling van het huidige regeerakkoord, kwamen er weer substantiële bedragen beschikbaar voor de verbetering van de rechtspositie van leraren. Net als in 2008 is ook nu een van de vragen hoe die extra middelen het beste kunnen worden aangewend. Het rapport van Overduin biedt daarvoor interessante aanknopingspunten.
Overduin wijst op het – volgens hem onterechte – verschil in functiebeschrijvingen van de leraar basisonderwijs La en de leraar voortgezet onderwijs Lb (de laagste leraarsschaal in het VO). De beschrijving van de leraarsfunctie in het VO bevat een aantal verzwarende elementen die maken dat de VO-functie hoger wordt gewaardeerd. Het directe gevolg: aan het eind van de schaal is er een salarisverschil van zo’n € 500 bruto per maand.
Verzwarende elementen leraar Lb in het VO
De functiebeschrijving van een leraar Lb in het voortgezet onderwijs bevat een aantal verzwarende elementen. De leraar:
- participeert in projecten en werkgroepen die zijn belast met het ontwikkelen van onderwijs en draagt bij aan het (in teamverband) ontwikkelen, uitwerken en verbeteren van een deelgebied van het onderwijs.
- draagt bij aan het (in teamverband) ontwerpen van alternatieve onderwijsonderdelen, onderdelen van het curriculum, onderwijsmateriaal, leermiddelen, toetsen, leersituaties e.d. voor de eigen vaksectie en doet voorstellen t.a.v. de organisatie van het onderwijs.
- participeert in project- en werkgroepen die zijn belast met het ontwikkelen van onderwijs en toetsen.
Ook de contacten zijn zwaarder beschreven. De leraar:
- overlegt met collega’s, (in- en externe) deskundigen en anderen over leer- en gedragsproblemen om deze bespreekbaar te maken en af te stemmen over te nemen stappen.
De vraag dringt zich op of de voorbeeldfuncties in het basisonderwijs uit 2006 (La) en 2010 (Lb) nog wel steeds recht doen aan de zwaarte van de leraarsfunctie. Het is een vraag die Overduin (terecht) ontkennend beantwoordt. Hij stelt dat van vakvolwassen leraren in het basisonderwijs wordt verwacht dat zij een bijdrage leveren aan de onderwijsontwikkeling zoals aan het schoolwerkplan, onderwijsmethoden en –technieken, pedagogisch en didactisch klimaat van de school en dergelijke. Daarnaast mag van hen hetzelfde type contacten worden verwacht als van de vakvolwassen leraar Lb in het voortgezet onderwijs.
Ter ondersteuning van deze redenering verwijst Overduin ook naar de impact die passend onderwijs heeft op het beroep van leraar basisonderwijs. Daardoor lijkt de functie van leraar basisonderwijs tegenwoordig veel op de functie van leraar speciaal onderwijs. En ja, ook die functie is, net als de functie van leraar VO, een Lb-functie.
Los van de functieomschrijving is het wenselijk ook de functiewaardering onder de loep te nemen. Sinds jaar en dag wordt hiervoor in het PO het functiewaarderingssysteem FUWA-PO gebruikt. Maar heeft dat de tand des tijds wel doorstaan? Is dat systeem nog wel passend voor de sector?
Het waarderen van functies is wat anders dan het beschrijven daarvan.
FUWA-PO is (net als FUWA-VO, -MBO en -HBO) afgeleid van Fuwasys, het functiewaarderingssysteem van de Rijksoverheid. Dat systeem waardeert onderwijsfuncties, onderwijsondersteunende functies en managementfuncties. Het systeem heeft geen betrekking op bestuursfuncties.
FUWA-PO (Fuwasys) werkt als volgt. Er worden 1-5 punten toegekend aan 14 kenmerken. Het aantal punten correspondeert met een bepaalde inschaling. Deze loopt in het primair onderwijs van schaal 1 tot en met schaal 14. De inschaling wordt vervolgens vertaald naar de corresponderende leraarsschalen en directieschalen uit de cao primair onderwijs.
De 14 Fuwasys-kenmerken
Werkzaamheden
1. Aard van de werkzaamheden
2. Doel van de werkzaamheden
3. Effect van de werkzaamheden
4. Aanpak van de werkzaamheden
5. Dynamiek van de werkzaamhedenSpeelruimte
6. Keuzevrijheid
7. Complexiteit van de beslissingen
8. Effect van de beslissingen
9. Kader
10. Wijze van controleKennis en vaardigheden
11. Kennis
12. VaardighedenContacten
13. Aard van de contacten
14. Doel van de contacten
Er kleeft een aantal nadelen aan het gebruik van FUWA-PO:
Die nadelen zijn tezamen tamelijk bezwarend voor het systeem. Als en de functie niet goed is beschreven, en de methode ouderwets en star is (waardoor de zwaarte van de functie niet goed uit de verf komt), en de vergelijking met benchmarkonderzoeken niet – of lastig – te maken is, dan ben je – zogezegd – drie keer aan de beurt.
De eerste stap – een betere functieomschrijving – heeft niet te maken met de keuze voor een bepaald functiewaarderingssysteem en verdient in elk geval aandacht.
Wanneer we de redenering van Overduin onderschrijven en met hem constateren dat de gehanteerde functiebeschrijving niet meer past bij het hedendaagse takenpakket van de meeste leraren basisonderwijs, ligt het voor de hand om die functiebeschrijving aan te passen. Logischerwijs leidt dat ertoe dat een groter deel van de leraren in het PO wordt beloond in de naasthogere schaal Lb. De La-schaal wordt dan gereserveerd voor startende leraren die zich in een leerwerktraject van twee jaar bekwamen tot basisbekwaam leerkracht. De beschrijvingen van basisbekwaamheid en vakbekwaamheid in bijlage XVII van de cao primair onderwijs en de beschrijving van de normfunctie voor leraar basisonderwijs kunnen met de verzwarende elementen uit de functie van Lb-leraar voortgezet onderwijs worden aangevuld.
De tweede stap – een ander, moderner en vooral transparanter functiewaarderingssysteem – is wenselijk voor de sector. En dan liefst een systeem dat qua taalgebruik naadloos aansluit bij de onderwijssector. Daarbij is het raadzaam om de relatie met benchmarkonderzoeken inzichtelijk te maken. Dan kun je ook precies aangeven hoe de leraarsfunctie zich qua salaris beweegt in de markt.
Voorbeelden van betere systemen zijn die van Hay Group en die van Gradar (QBiDD). Het laatste systeem is zeer transparant. Ook een niet-specialist kan ermee werken. Het is rechtstreeks te koppelen aan andere functiewaarderingssystemen en de uitkomsten kunnen daardoor direct met benchmarkonderzoeken vergeleken worden. Moderne systemen, kennen een uitgebreide differentiatiemogelijkheid waardoor het relatieve zwaarteniveau van functies zeer goed is vast te stellen.
* De secundaire arbeidsvoorwaarden werden in 2006 grotendeels geschrapt uit het Rechtpositiebesluit WPO/WEC en door de sociale partners vertaald naar bepalingen in de Cao Primair Onderwijs. Het vaststellen van de primaire arbeidsvoorwaarden bleef een verantwoordelijkheid van de minister van OCW.
senior adviseur en algemeen directeur B&T