Kansenongelijkheid: achtergrond ouders bepaalt onderwijssucces

Op weg naar beter en rechtvaardiger onderwijs

Sinds een klein jaar is kansenongelijkheid in het onderwijs een veelbesproken begrip. De toekomst van een kind hangt meer af van de achtergrond van de ouders dan van het onderwijs. Ouders in goeden doen zijn vaak in staat hun kind een goede basis te geven en als het nodig is ook zelf onderwijs en begeleiding te betalen. Zo veroorzaakt onderwijs ongelijke kansen, in plaats van gelijke kansen voor iedereen. Dat is niet de bedoeling van ouders, niet van leraren en niet van de overheid. Hoe kan deze tendens gekeerd worden?

Er is een duidelijk verband tussen het opleidingsniveau en de sociaaleconomische status van ouders enerzijds en de onderwijsloopbaan van hun kinderen anderzijds. Dat geldt in het primair onderwijs, bij de overgang naar het voortgezet onderwijs en ook tijdens het voortgezet onderwijs. De inspectie constateerde vorig jaar in de Staat van het Onderwijs: “Maar we zien ook ontwikkelingen die de kansenongelijkheid verder kunnen verscherpen. Het onderwijs vertoont namelijk een toenemende sociale en economische segregatie.

Dat is zorgelijk. In het Nederlands bestel en in de moderne geschiedenis wordt aan onderwijs een emanciperende rol toebedeeld. Een vernieuwing als bijvoorbeeld passend onderwijs beoogt om binnen het onderwijsbestel specifieke ondersteuning voor individuele leerlingen mogelijk te maken. Maar kennelijk valt de emancipatiemotor van het onderwijs stil en wordt dat onvoldoende gecompenseerd door de individuele aandacht die scholen aan hun leerlingen willen geven.

Gunstig voor de minstbedeelden

De beroemde Amerikaanse rechtsfilosoof John Rawls ontwikkelde een concept van rechtvaardigheid dat het gesprek over kansenongelijkheid in het onderwijs verder kan helpen. In zijn beroemde boek A Theory of Jusitice stelt hij de vraag hoe goederen en diensten verdeeld moeten worden die essentieel zijn om een goed leven te leiden. Rawls betoogt dat een verdeling pas dan rechtvaardig is als die uiteindelijk gunstig uitwerkt voor de minstbedeelden.

In zijn boek beschrijft Rawls een gedachtenexperiment waarbij hij uitgaat van een denkbeeldige ‘oorspronkelijke positie’, waarin nog geen sprake is van een samenleving. Iedereen is volkomen aan elkaar gelijk. In deze positie vindt een onderhandeling plaats over de inrichting van de samenleving. Als er overeenstemming is, kan een ‘sociaal contract’ worden gesloten. Het lastige voor iedereen is dat niemand weet hoe afhankelijk hij zal zijn van de gezamenlijke dienst, omdat iedereen nog gelijk is. Wie kans loopt om aangewezen te zijn op goed onderwijs om enigszins succesvol te kunnen zijn in het leven, zal bij die denkbeeldige onderhandeling streven naar zo goed mogelijk onderwijs voor iedereen, in plaats van uitmuntend onderwijs voor alleen de sterksten en de rijksten. Rawls noemt een ‘sociaal contract’ dat goed is voor de minst bedeelden rechtvaardig.

Het verkleinen van kansenongelijkheid in het onderwijs is hetzelfde als het vergroten van de bijdrage van onderwijs aan een rechtvaardige samenleving. Als we dat willen vormgeven, is het zaak om goed te bekijken welke onderwijskwaliteit de sterksten zichzelf nu verschaffen en hoe die kwaliteit ook voor de zwaksten beschikbaar kan komen.

Particulier schaduwonderwijs

In Nederland worden steeds nadrukkelijker vormen van particulier onderwijs zichtbaar die alternatieve leerwegen bieden voor het haperende bestel. Al langer kennen we instellingen als Luzac en Lyceo. Tegen een tarief dat niet iedereen kan betalen worden leerlingen in het voortgezet onderwijs in meestal een jaar klaargestoomd voor het eindexamen. Deze instellingen bieden no-nonsense-onderwijs dat bij uitstek diplomagericht is, verzorgd in een gedisciplineerde en kleinschalige omgeving. Daarmee organiseert het een focus die in het regulier onderwijs meestal niet gehaald wordt. Bovendien richten deze instituten zich vooral op vwo, havo en ook nog wel de bovenkant van het vmbo. Wie een examentraining in het particuliere circuit zoekt voor vmbo-basis of -kader, kan lang zoeken. Die zijn niet zomaar voorhanden bij de grote, bekende instituten.

Van de laatste tijd en heel snel groeiend zijn de huiswerkinstituten en vergelijkbare vormen van schaduwonderwijs. Voor relatief veel geld worden leerlingen bijgespijkerd en overeind gehouden om binnen het regulier onderwijs succesvol te kunnen zijn. Deze vorm van schaduwonderwijs compenseert en is exclusief toegankelijk voor ouders en kinderen die het kunnen betalen.

Een derde, gestaag groeiende en minder in het oog springende vorm van onderwijs wordt gevormd door bedrijfsopleidingen. Sectororganisaties organiseren hun eigen opleidingen, zoals bijvoorbeeld in de staalindustrie of horeca. Vaak wordt samengewerkt met regulier onderwijs. Deze vorm van onderwijs is aantrekkelijk voor leerlingen van praktijkgerichte opleidingen. Het goede is dat door de samenwerking met bedrijven een zo goed mogelijke aansluiting op de arbeidsmarkt kan plaatsvinden. De keerzijde van deze vorm van onderwijs is dat het soms een zeer beperkte beroepsopleiding biedt die voorbijgaat aan de ontwikkeling van algemene vaardigheden, die voor leerlingen toch het begin kunnen vormen van goed burgerschap of opstroom op de maatschappelijke ladder.

Sleutels naar beter onderwijs

Als het regulier onderwijs iets kan leren van particulier onderwijs, dan is het dit:

  • Meer individuele aandacht voor leerlingen, passend bij gekozen doelen van het onderwijs. Zowel de particuliere scholen als de huiswerkinstituten laten dit zien.
  • Inzet van gekwalificeerde mensen die de belofte van de school kunnen waarmaken. Zowel particuliere scholen als huiswerkinstituten kunnen medewerkers aanstellen uitsluitend op basis van hun eigen kwaliteitscriteria en functiehuis.
  • Creatiever inzet van geld, waarbij de financier en kwaliteitsbewaker niet per se dezelfde hoeven te zijn. Geld van brancheorganisaties of particulieren maakt onderwijs mogelijk dat andere deugdelijkheidseisen kent dan het regulier onderwijs.

Laten we goede oplossingen zoeken voor verdergaande personalisering en no-nonsense-onderwijs, flexibele inzet van personeel met uiteenlopende kwalificaties en vrijere inzet van middelen. Laten we dit ter beschikking stellen niet alleen voor de sterksten, maar juist voor de zwaksten in de samenleving. De praktijk wijst uit dat dit de sleutels zijn naar beter onderwijs.

Rol van de overheid

De overheid heeft een belangrijke rol om dit mogelijk te maken. Die rol wordt hier en daar wel erkend, maar nog niet doortastend genoeg genomen. Het wetsvoorstel ‘Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen’ van minister Slob ondersteunt onbedoeld vooral hoogopgeleide, autochtone ouders die ontevreden zijn over het huidige onderwijs. Kinderen van lager opgeleide ouders en/of sociaal zwakkere milieus blijven op de traditionele scholen. In Amsterdam zet het college van B&W samen met de schoolbesturen actief in op bredere scholen waar segregatie wel degelijk een punt van aandacht is. Maar de voorstellen zijn onvoldoende om systematisch de kansenongelijkheid te doorbreken.

Het onderwijs kan rechtvaardiger worden door het goede dat de sterksten nu voor zichzelf inkopen ter beschikking te stellen aan de zwaksten. Dat is niet eenvoudig, want het goede gaat schuil in systeemdoorbrekende elementen: meer vrijheid om goede mensen aan te stellen; meer vrijheid om met geld van derden alternatieve kwaliteitseisen af te spreken; meer persoonlijke, no-nonsense en doelgerichte leerwegen. Als overheid, scholen en maatschappelijk middenveld onderhandelen met deze doelen voor ogen, ontstaat meer rechtvaardigheid. Laten we hopen dat ook echt gebeurt, en dat het niet, zoals bij Rawls, bij een gedachtenexperiment blijft.

 

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.