Na wekenlang onderwijs op afstand, gaan er eindelijk weer grote groepen leerlingen naar school. Het primair onderwijs is al begonnen, het voortgezet volgt snel. Daarmee wordt een intensieve periode afgesloten, waarin scholen haast onvermoede daadkracht hebben laten zien. Onder het mom ‘als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan’, hebben leraren onder moeilijke omstandigheden onderwijs verzorgd om trots op te zijn.
Nu breekt een nieuwe periode aan, waarin meer ‘gewoon’ les gegeven kan worden, maar niet alles weer zomaar normaal wordt. We zullen nog weken- of maandenlang werken in kleine groepen en/of op afstand. Veel teams willen ook niet zomaar terug naar ‘normaal’. De ervaringen van de afgelopen weken zijn zo indrukwekkend geweest, dat veel leraren en schoolleiders proberen om er iets van vast te houden. Een van de bestuurders die we spraken zei het zo: “We moeten voorkomen dat we komen te vervallen in de oude situatie. Dit is het moment om na te denken of ons beeld van goed onderwijs nog wel hetzelfde is als drie maanden geleden.”
En toch is dat nog niet zo gemakkelijk. Want hoe zorg je er voor dat je kansrijke, nieuw ontwikkelde onderwijsvormen vasthoudt, en nu niet als vanzelf weer teruggrijpt op hoe het was? Blijven we zo enthousiast over de digitale tools als ze straks niet meer noodzakelijk zijn?
Het onderwijs op afstand van de afgelopen periode is in veel gevallen een vorm van digitaal onderwijs geweest. Het loont de moeite om iets preciezer te kijken hoe digitaal onderwijs ingezet kan worden naast ‘gewoon’ onderwijs. Zo kunnen we bepalen wat van de ervaringen met digitaal onderwijs vastgehouden en doorontwikkeld kan worden.
Ruben Puentedura [1] heeft een aantal jaar geleden goed op een rij gezet hoe digitaal en niet-digitaal onderwijs zich tot elkaar verhouden. Het is een goede leidraad om na te denken over wat we willen vasthouden van de vernieuwingen van de afgelopen weken. Puentedura maakt onderscheid tussen vier niveaus van digitalisering van het onderwijs:
De verschillende tools van Google, zoals Google Classroom [2] zijn een goed voorbeeld van de vier verschillende niveaus uit het SAMR-model.
Het digitale onderwijs tijdens de corona-quarantaine was een vorm van vervanging. Omdat leerlingen niet meer naar school mochten komen, werd met veel energie en vindingrijkheid technologie ingezet om het gewone onderwijs te vervangen. Het ging niet per se om verbetering of transformatie; het ging erom dat het leren door kon gaan. Digitaal onderwijs werd hiermee meer een doel op zich.
Maar met die ervaring kan nu wel veel gemakkelijker en bewuster gewerkt worden aan vernieuwing van het onderwijs. Want veel scholen zijn nu vertrouwd geworden met digitaal onderwijs. Leraren en leerlingen hebben voordelen van sommige digitale tools ervaren, bijvoorbeeld door het maatwerk dat ermee mogelijk is.
Hoe kun je nu als school de stap zetten van de uit nood geboren vervanging naar het gericht inzetten van de digitaal onderwijs als onderdeel van en middel voor vernieuwing en transformatie?
Het is goed om eerst de ervaringen van de afgelopen weken te evalueren en erop te reflecteren. Zo werkt het bijna altijd, en ook bij de inzet van digitale middelen. Bedenk eerst met elkaar welke onderdelen echt iets toevoegden en de moeite waard zijn om op door te werken, en welke onderdelen een noodverband waren en niet meer nodig zijn als leerlingen weer vaker naar school kunnen komen. Die evaluatie levert waarschijnlijk heel andere inzichten op dan je drie maanden geleden had gedacht. Er zal ongemerkt een ‘mentale shift’ zijn ontstaan, waarbij collega’s minder de onmogelijkheden benadrukken en meer de mogelijkheden van digitalisering zien.
Zo’n evaluatie maakt het mogelijk om te bedenken hoe digitalisering kan bijdragen aan de ontwikkeling van de school. Alle scholen hebben een meerjarenplan, waarin is afgesproken op welke gebieden stappen moeten worden gezet. Met de ervaringen van nu is de kans groot dat digitalisering daarin een grotere rol kan spelen dan werd gedacht. Het is een goed idee om de doelen en ambities van de school nog eens tegen het licht te houden en samen na te denken over wat de ervaringen van de afgelopen weken betekenen voor de toekomst van de school. De volgende drie vragen kunnen daarbij helpen:
Een school kan bijvoorbeeld de ambitie hebben dat leerlingen in het onderwijs meer zelf aan de slag gaan met de lesstof. Die ambitie zou kunnen voortkomen uit de context dat de leerlingen nu te vaak passief naar de docent luisteren en te vaak afgeleid worden door elkaar. De school wil een actieve houding van leerlingen bereiken door meer interactie in de les. Nu hebben leraren en leerlingen tijdens het afstandsonderwijs goede ervaringen opgedaan met een online quiztool. Die kan ook in de lessen op school worden ingezet, waardoor meer interactie ontstaat in de les. De school neemt zo de ervaringen uit het afstandsonderwijs mee naar een ontwikkeling van het fysieke onderwijs.
Veel scholen willen graag iets van het enthousiasme en de goede ervaringen vasthouden als we weer naar meer ‘normaal’ onderwijs gaan. Maar het is nog lastig om te bedenken hoe dat moet. Dat komt voor een deel omdat digitaal onderwijs is ingezet om gewoon onderwijs te vervangen. Als die vervanging straks niet meer noodzakelijk is, kunnen scholen bedenken hoe digitaal onderwijs als middel kan worden ingezet om het onderwijs te verbeteren en transformeren. In veel teams zal dat met enthousiasme worden opgepakt. Want de ervaringen van de afgelopen weken hebben geleerd dat er digitaal veel meer kan dan gedacht.
Bronnen:
[1} Puentedura, R.R. (2014, 13 maart). SAMR in the Classroom: Developing Sustainable Practice [powerpoint]. Lezing op het Ridley College. Geraadpleegd van http://www.hippasus.com/rrpweblog/archives/000136.html. Dr. Ruben Puentedura is de oprichter en president van Hippasus, een consultancybedrijf in West-Massachusetts.
[2] Google Classroom is een onderdeel van G Suite for Education en is met name ontworpen om samen te werken aan documenten en voor het online inleveren van opdrachten en het geven van commentaar hierop.
[3] Denyer, D., Tranfield, D., & van Aken, J.E. (2008). Developing design propositions through research synthesis. Organization studies, 29(3), 393-413.