Weet wat werkt!

Wat kunnen we leren van excellente scholen?

Het aantal zwakke scholen is in het afgelopen jaar gedaald. Een mooi resultaat van de inzet van vele betrokkenen in en rondom de Nederlandse scholen. Dit schept ruimte voor het anders denken over schoolontwikkeling. Als je ‘geen zwakke school’ bent, ben je dan automatisch ook een ‘goede school’? In ons land vinden we inmiddels van niet en wordt het nieuwe toezichtkader van de inspectie ingericht op het stimuleren van verbetering op álle scholen met als beloning een predicaat goed of excellent. Deze omslag vraagt wel een andere manier van kijken, van ‘letten op wat niet werkt’ naar ‘weten wat werkt!’

Er is in de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de kenmerken van (zeer) zwakke scholen. Daaruit bleek vaak wat voorspellers zijn voor het (zeer) zwak worden van een school. Een aantal jaar geleden legde B&T deze onderzoeken al eens naast elkaar. Dit resulteerde in de notitie Vroegsignalering. Onderzoek naar indicatoren met betrekking tot (zeer) zwakke scholen. Die notitie bevat een lange rij indicatoren op het gebied van onderwijs, begeleiding van leerlingen, kwaliteitszorg en kenmerken van het team, de directie, het bestuur, de leerlingenpopulatie en de ouders.

Indicatoren voor vroegsignalering

Kijken we naar de indicatoren voor vroegsignalering, dan moeten we vaststellen dat een school op een deel van deze kenmerken weinig invloed heeft. De leerlingenpopulatie en ouderpopulatie zijn overwegend een gegeven, waaraan je weinig kunt veranderen. Een ander deel van de indicatoren is daarentegen wel bruikbaar en zeer geschikt om op te nemen in een (bestuurlijk) dashboard. Dat geldt bijvoorbeeld voor de aandacht voor de eind- en tussenopbrengsten, de didactische basisvaardigheden van leerkrachten en duidelijkheid in taken en functies van de medewerkers en directie van de school. Deze voorspellers voor het (zeer) zwak worden fungeren prima als indicator en kunnen uitstekend bijdragen aan de signaalfunctie die zo’n dashboard kan hebben. Wanneer we echter een school op deze indicatoren beoordelen, kunnen we nog weinig zeggen over de ontwikkeling van die school. De indicatoren zijn immers gericht op ‘de basis op orde’ en kleuren groen als aan deze basis is voldaan. Of dit nu op het niveau van een 6 of een 10 is.

Indicatoren voor ontwikkeling

Als je de ontwikkeling van scholen wilt volgen heb je dus andere indicatoren nodig. Het gaat dan om indicatoren die iets zeggen over de groei van een school en over dat wat aandacht behoeft om te komen tot hoge resultaten en tot een hoge tevredenheid van leerlingen, ouders en medewerkers over de school. Wil je weten welke indicatoren dan relevant zijn, dan moet je kijken naar ‘de bovenkant’, naar de goed presterende scholen. Als je de onderzoeken naar kenmerken van excellente scholen op een rijtje zet, komen daar de volgende kenmerken uit naar voren:

  • sterke resultaatgerichtheid van de school;
  • duidelijk en gestructureerd onderwijs, een kwalitatief goed curriculum, gestandaardiseerde en aangepaste instructie;
  • effectieve leertijd;
  • een uitdagende en activerende leeromgeving met inzet van diverse leerstrategieën;
  • goede signalering van de ontwikkeling van leerlingen, heldere analyse van de problematiek en de benodigde zorg;
  • nagaan van de effecten van de zorg;
  • goede kwaliteitszorg, systematische evaluatie, borging van opbrengsten en kwaliteit;
  • sterk leiderschap;
  • positieve schoolcultuur;
  • ordelijk klimaat;
  • professionele en positief ingestelde leerkrachten. Inzicht in en inzet op leerkrachteigenschappen;
  • betrokken ouders en omgeving.

Vraag aan besturen

Kijkend naar deze kenmerken valt op dat het planmatig, gestructureerd en cyclisch werken een belangrijke voedingsbodem is voor excellente scholen. Dit sluit aan bij het stevigere accent dat kwaliteitszorg en kwaliteitsborging krijgen in het nieuwe toezichtkader van de inspectie. In dit nieuwe toezichtkader ligt ook een groter accent op de verantwoording die besturen over de kwaliteit aan de inspectie moeten afleggen. Hoe meer besturen zich verantwoorden en daarbij zelf over betere informatie beschikken, hoe minder eisen de inspectie gaat stellen aan de vorm en inhoud van de aangeleverde informatie. Vraag aan de besturen is nu: welke indicatoren vormen het uitgangspunt om tot uw verantwoording te komen? Blijft u risicogericht ‘letten op wat niet werkt’ of gaat u ontwikkelingsgericht onderzoeken ‘wat werkt’?

Meer weten?

Wilt u meer weten over het ontwikkelingsgericht aanpakken van kwaliteitszorg, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Wij gaan hierover graag vrijblijvend met u in gesprek. Verder verwijzen wij u ook graag naar ons boek Kwaliteitszorg heeft een geest!? Vooral het hoofdstuk ‘Weet wat werkt!’ sluit goed aan bij het onderwerp van dit artikel.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.